Lust

Na de nacht, 2000, tekening boek 72, pagina 82

2000_b72_na de nacht_p82_k

Later

Later, laten we zeggen over duizend jaar rijs ik als gras uit de grond.
Dat moet een geweldig moment zijn zo vanuit de traditie van het
hemelse: enkel en alleen de zon te aanbidden, hopen op wat regel-
matig vocht.
Maar ja, het is nu en nog lang niet later. Nu moet iedereen oppassen
voor deze oude heiden. Ik kan gewelddadig zijn als het moet. Ik kan
best duister zijn, als mijn buik vol bittere verhalen zit.
Als schrijver, die op de drempel van zijn zeventigste jaar begrepen
heeft dat de zogenaamde werkelijke wereld om ons heen al genoeg
dood is, schrijf ik niet over droefenis en vernietiging. Dat komt in mijn
proza niet voor. Geef mij maar de romantische heldenmoed die ikzelf
te weinig bezit.
Ondertussen lust zich het leven voort.

Mooi

Alles = Oeuvre, 2008, tekening, A4

2008_oeuvre-alles_k

Schoonheid (via Pablo Neruda, vrij vertaald)

Mijn lelijkerd, wat ben je toch mooi kastanje ongekamd.
Je schoonheid is prachtig verward in de wind.
Je mond staat in volle ontevredenheid, dat zie ik graag. Je denkt
een schoonheid te bezitten, maar die is er niet. Echt niet, ondanks
je frisse vruchten-kussen.
Mijn lelijkerd, met je verborgen borsten, die minuscuul zijn als
twee bekers rijst. Wanneer wordt het nog wat? Ik wil torens van
jouw soevereiniteit!
Mijn lelijkerd, alle rimpels in je voorhoofd vragen om een nacht
zonder licht. Je weke taille is niet van goud. Je lijf ribbelt als een
stijf stuk strand nadat een wilde zee even langs is geweest.
Weet je nog dat toen het ovarium liefhebbend smachtte, jij de dans
ontsprong door je niet-zijn?
Ach, al het zweet met verlangen hijgt me nog steeds na. Waar blijft
de zee van omhelzing? Mijn levende bliksem, mijn stoot van de
gloeiende kool, werd nooit volledig ontladen.
Mijn lelijkerd, ik ken je macht.
Dus als ik sterf doe dan jouw handen op mijn ogen. Strijk je frisheid
nog één keer langs mijn gezicht. Ik wil dat je blijft leven om de zee
te ruiken die ons beider zo lief is.
Blijf daarom in bloei, lelijkerd van me.
Bedenk dat later mijn schaduw door je haren zal wandelen.

Kurkkop

De beperking van het beest, 1986, tekening, A4

1986_de beperking v h beest m

Dronken loopje

In mijn hoofd gaat een waterval. Mijn hart wordt nat. Als een
volle spons pompt hij mijn bestaan rond. Ik heb de hoofdrol
in mijn eigen verwilderde oplossing. Geef me over aan de
drank.
Bijna ging ik wankelen, maar mijnheer, ik ben nu een engel
die zich niet verveelt in deze eeuw. Mijn leven is niet langer
onvolledig. Ik heb mezelf lief en wens al het geluk van de we-
reld te bezitten. Alleen oprechte mensen verdienen dat.
Is mijn derde ikzelf wel een zelf? Het is een zelfportret zegt
de fotograaf. Ik geloof hem niet. Foto’s liegen wel.
De stilte kan mij nu niet vangen. Mijn waterval lijkt meer op
een zondvloed. Ik moet voorzichtig manoeuvreren. Stroom op-
en afwaartse verlangens liggen op de loer. Ze moeten hier in het
donker, altijd met de buik naar boven, ergens liggen.
Wees verstandig en houd je vast aan de leuning. Ik wil niet
bedrogen worden, zeker niet door mezelf.
Mijn hoofd noteert negen glazen mist, ik vernevel langzaam.
Val tenslotte tussen je koninklijke borsten, je meisjes bloesems,
en knaag zalig aan je hart. Jij fluistert een geneuried ei en sluit
mijn rode ogen zacht. Ik ga de nacht in, ben weg.
Nu ben ik het wrakhout in de golven.
Mijn heerlijkheid heeft het einde gezien en rust even uit.

Simpel

Verbleekte herinnering, 1996, schets

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De zwemmer

Iemand bestond zoals iedereen voor een groot gedeelte uit water.
Daardoor was het begrip zinken of verdrinken totaal afwezig. Hij voelde zich
vooral een vis in het water. Het meest wezenlijke aan hem was dan ook het
fictieve. Hij leeft in fantasietaal, verlangt bij voorbaat naar het land Domani,
waar echte liefde en ijsjes snel in de zon versmelten.
Geen schijn van kans zullen de pessimisten zeggen, maar hij zwemt niets
wetend rustig door. Het water lust hem onverholen rauw. Als je blijft drijven
komt het wezenlijke en wenselijke vanzelf, is zijn devies. Eigen geloof eerst!
Je voelt aan het water dat het goed voor je is.
Dromen zijn simpel omdat ze gebeuren. Tenminste als je jezelf goed belicht
met een groot aantal sfeervolle schemerlampjes. Niemand droomt vanuit een
weten, als je droomt ben je buiten de tijd.
Weten is tijd. Tijd is jachtig hinkelen, huichelen.
Dromen is gymnastiek voor de geest.

Ogenkost

Expo, 2000, tekening boek 73, pagina 69

2000_b73_BB_p69

Beschaving

Vreemd: van mijn ogen zeiden ze dat het mijn ogen waren.
Ik werd eraan herkend. Kun je dan de ogen van een ander
hebben? Is er een ruilbeurs?
Moet je je ergeren aan zo’n opmerking?
Ik denk het niet, men is alleen wat verdwaald in het zwarte
vlak. Men staart naar een eigen voet, waarin net is geschoten.
Het pijnlijk dolen wordt beleefd van regel tot regel. De vrije
val is ver weg. Laat staan de zelfverdwijning, die wordt gewurgd
door het dichterlijk spreken. Te dichterlijk was het woord wat ik
sprak en werd daardoor niet gesnapt.
Elk woord wat ik er nu aan besteed is alleen aan mij besteed.
Voor een ander blijft het vage fictie. Mijn ik lijkt ontvreemdend
te werken vermoed ik. Misschien moet ik een gedicht gaan
schrijven met een half cryptische titel: aan mijn vrienden die ik
niet wil vernoemen…
Dat is net zoiets als van mijn ogen zei men dat het mijn ogen
waren. Zelfs de spiegel van de ziel kan hier niets mee. Ze voelt
zich kaal en anoniem.
We moeten dus maar tastenderwijs bestaan.
Wachten in de ruimte, die misschien het hart mag heten.
Het hart heeft tenslotte zijn eigen taal. Het hart is zichzelf.
Zij spreekt scheppend.

Grondtoon

De druppel, 1995, tekening, A4

1995_de druppel_k

Aandruppelen

Hij weet het zeker deze keer, hij is zijn eigen reus. Hij kan een rots
met groot gemak met één hand doen splijten.
Met die stemming gaat hij eigenmachtig op stap. De buurvrouw van
boven kijkt hem hoofdschuddend vanuit een raam na.
En als hij dan tot slot zijn vaste kroeg heeft herontdekt klont hij aan
de bar vast, terwijl hij van zijn eigen schaduw geeuwt.
Hoezo oude reus?
Zo de boter smelt in een warme pan, zo zal men blijven praten tot
de kroegbaas de bel luid voor een laatste glas, terwijl de muziek
nog maar net in het brein begonnen is.
Het alarm komt boven de harde muziek hard aan. Ineens wordt de
wereld zo zwart als de pit van een te vroeg  uitgeblazen kaars. Het
volk loopt op vers gesneden pantoffels weg. De reus valt voor dood
neer en lijkt nu meer op een weke, slappe knaap. Zo naakt als een
hoopje natte watten.
Hij had net iets te veel geoefend in zijn veelvoud.
De verstilde sfeer wordt niet meer door hem aangeblazen.
Hij is zijn eigen horizontale grondtoon geworden.
Ondertussen druppelt alles door.

Kort

Romulus en Remus, 1997, tekening, 50 x 120 cm

1997_romulus en remus_50x120_k

Het verleden leeft even

Wel meer dan zesentwintig eeuwen deed zich een wonder voor.
Een eenzame rivier stroomde van de bergen door een moerassige
vlakte naar de zee. Welig groeiden de heesters aan zijn oevers en
de watervogels, die tussen een wilde weelde van planten hun voedsel
zochten, werden nog door geen mens verjaagd. Slechts zelden drong
een enkele herder door tot de rustig voortglijdende stroom.
In die tijd mochten maagden niet trouwen, je liet je bezwangeren en
aanvaardde de daarop volgende onverdiende straf. Zo zag een tweeling
ineens het nieuwe licht. De moeder was zo geschokt dat ze de kinderen
afstootte.
Vrienden zetten de nieuw geborenen in een mandje aan de oever
van de rivier. De rivier trok zich op haar beurt spontaan terug zodat
een verdwaalde wolvin de kinderen vond en zoog. De verwilderde
kinderen groeiden door en sloegen elkaar later dood.
Zo ongeveer moet het gegaan zijn toen en ooit, kort samengevat.

Gal

Dark light, 2003, acryl, 40 x 30 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Donker licht

gal verpest
de schoonheid van een meisje
blijkbaar woordeloos geboren
je hoort niets

maar ik zie die zwarte klont
donkere ijle stemmen
vermoeden zwanenzang
engelen trekken

gal verraadt
haar zang en drang
blijkbaar geluidloos
je hoort niets

gal vergeelt
de huid, bijna wit
op de hemelrand
trekken engelen

het is stil
je hoort niets
helemaal niets

dat kan

Loopje

Verkeerd moment, 2008, tekening, A4

2008_verkeerd moment_k

Vreemde wandeling

Hij bladerde wat in een zwart gekartonneerd schrift met linnen rug.
In stijve, keurige blokletters stond op het gelinieerd papier:

staand lopen
met gesloten ogen
het strottenhoofd stamelt
bewegingloos
vluchtende vliegen vonken
het bos brandt
alle kleur is weg
de natuur hoort zwart-wit te zijn
totdat de wekker rinkelt
de ware werkelijkheid
is halleluja anders

Sinds zijn tiende schreef hij alle dromen al op. Het was zijn tweede
ik geworden. Zonder dromen viel er niet te leven.
Hij tuurde net iets te lang in de spiegel. Zijn zware wenkbrauwen
gingen ervan omhoog. Wederom dacht hij aan zijn mooiste kinder-
tijd, toen alle woorden nog nieuw waren. Je legde daardoor de
vreemdste verbanden.
Zo had hij wenkbrauwen altijd als wekbrauwen verstaan. Die waren
er om je na de slaap wakker te maken, ze wekten je brauwen. Geen
idee wat die brauwen eigenlijk waren. Vast iets heel nuttigs.
Morgenavond droom ik weer verder – zei hij hard op in de spiegel.
Hij kon zichzelf flink overtuigen en verheugde zich nu al op zijn zwart
wit loopje.

Dood

Omzien (EGO), 2005, boek 87, pagina 87

2005_omzien_87_ego_k

Kijken wat jullie dan zeggen

Iemand ging vijf jaar geleden zomaar dood. Nou ja, zomaar is niet
juist: hij kreeg een gevaarlijke ziekte en stierf vrij kort daarna.
Hij heeft zich niet meer verzet in dat laatste licht van de schemering.
Volgens eigen zeggen was het de wil van God. Klaar!
Toen de dag neerdaalde over de dag van gisteren werd hij een vage
schemering in onze herinnering.
Iedere morgen kwam hem voortaan onbekend voor. Hij was vanuit
het leven legende geworden. Zijn leven zag er nu iedere dag steeds
hetzelfde uit en het mooie was dat hij zich ongemerkt kon verplaat-
sen. Hij sprong van hoofd tot hoofd. Voerde zachte gesprekken.
En als je je dan beklaagde over het geluid, dat het nog steeds te
zacht was om te verstaan en hoe kan dat? zei hij gewoon dat het
aan de verbinding lag. Harder praten was geen optie. Het lag aan
jou.
Zelf heb ik die schemering een aantal keren van dichtbij meege-
maakt. Mijn ogen konden het niet vatten, dat laatste licht, dus
vocht ik terug. Liever bepaal ik zelf het moment van gaan en dat
is niet nu.
Later, na 2041, heb ik er misschien de tijd voor.
Nu wil ik eerst nog een aantal keren vurig vlammen.