Kort

Noot, 1989, schets

1989_noot_k

Even is echt

Een levende geliefde maakte een mooi gedicht.
Het was zo onverholen mooi verteld dat ze nog wel een maand kon
teren op die verkregen heerlijkheid.
Kort daarvoor voelde ze zich nog een verlaten ziel, een onaangedane
spiegel. Ze was tijdelijk iemand die maar niet wakker wilde worden.
Maar nu, samen met deze heerlijke woordenman, glimlachte haar blos
zonder schaamte in de tedere lichtheid van het moment. Met grote
passen, meest de zijne, hield ze van hem. Vanuit de lucht hielden de
vogels hun in de gaten.
Ineens stond hij stil en maakte een grapje wat geen grapje was.
De melodie zweeg en lange rustmaten.
Hij groette beleefd en liep opgewekt fluitend van haar weg.
Zijn vlijmscherpe spot bekraste haar ziel.
De versteende, verliefde vrouw werd op slag blind.
Haar zoutbeslagen ogen lieten geen licht meer door.
De dag ging verder in eigen orde.
Het begon zo mooi. Even is net zo kort als het leven.

Verleden

Droomstem, 1998, schets

1998_droomstemmen(hij bleef dat kindergezichtje houden)_k

De inwendige hond

Hij kon zich weinig herinneren van de dagen die volgden. Hij sliep
de meeste tijd of hij hield zich slapende, dat kan ook. Als er werd
gebeld bleef hij in bed. Er werd niet open gedaan. Pas als hij trek
kreeg stond hij op en maakte iets eetbaars in de keuken. Ook de
kranten bleven ongelezen, gestapeld liggen op de mat. Net als de
post.
En toen verlangde hij naar een gesprek.
Hij bleef lang beneden zitten, keek zichzelf af en toe dreigend aan,
alsof hij iets wou weerleggen. Ineens hoorde hij uit het niets het
getik van nagels op een houten trap. Hij schrok niet, alles went
wist hij. Dit geluid was de hond onder zijn huid. Vooral ’s nachts
kwam het spoken. Hij dacht dat het zijn allang gestorven hond was
die voor de zoveelste keer aan het uittreden was. Vaak vond hij
zijn hond in de slaapkamer, het was beslist geen uitzondering. Dan
probeerde hij zich om te draaien en verder te slapen, maar het hield
hem niet met rust. Steeds vaker dwaalde hij rond in het verleden.
Soms riep hij zelfs waar zit je dan? en schrok vervolgens van zijn
eigen stem in het grote huis.
De stilte was te groot.
De hond leek steeds groter te worden, de kleur kleurde nog dieper
zwart.
Ondertussen glansde de droom kleurig verder.

Voet

Uittreding, 1998, schets

2013_uittreding_k

De schoen

Kees dacht aan de machtige tanden van zijn vader en voelde zich
wonderlijk kalm. Cora keek hem een tijdje aan. Haar verwarring
duurde een paar seconden. Ze besefte dat ze in een andere wereld
was beland en probeerde Kees weg te duwen. Het lukte niet helemaal.
Mijn schoen, schreeuwde hij.
Waar is mijn schoen?
Toen hij naar beneden keek ontdekte hij dat hij zijn linkeronderbeen
miste. Het bloed gutste er met golven uit. Een naar, schrikbarend
gezicht! Een afgerukt been is geen been meer. Zijn geschreeuw ging
over in onsamenhangend gebrul. Ondertussen lag Kees nog steeds half
over Cora heen. De paniek overheerste.
Schoenen waren in die tijd erg belangrijk. Alleen dode mensen waren
schoenloos. Schoenen houden de mens droog. Misschien gilde Kees
daarom wel zo om zijn schoen.
Waarom zei hij niet waar is mijn been?
Het besef een stuk lijf te missen was hem kennelijk te heftig.
Enfin, Kees redde het uiteindelijk toch, hij werd losgehaald van
Cora en met een heli naar een ziekenhuis vervoerd. Hij had liters
bloed verloren, zag lijkbleek, het hart bleef doorpompen.
En Cora?
Die mankeerde niets, was alleen in shock, praatte verward. Ze
wou van alles opbiechten. Haar ogen stonden groot en wild.
Anderhalve maand later bleek dat ze tegelijk waren uitgetreden.
Zulke natuurwonderen gebeuren maar zelden.

Tinten

De deur, 1996, schets

1996_de deur

Halve spiegel

Je nadert aan het eind van de middag je kamer en knoopt nog een
uurtje gezelligheid los uit je lijf. Je voorziet jezelf van halfzacht gebak
en thee, laat het geheel rustig samenvallen in je maag.
De verzamelde kamertinten worden steeds grijzer, wachten op de
avondschemering. Nog nooit gedroomde beelden worden nu in-
wisselbaar. Iedere schaduw schuift een stukje oud beeld weg. Je
voelt je een beetje alleen als een naar jezelf wuivende derde. Dan
komt het moment van afscheid.
Dames en heren we komen op het punt dat u regelrecht in slaap
kan vallen. Het is dommeluur!
De losgekomen tongen zijn dan op zijn best. Iedere hoekplaats wordt
verkend zolang de schemering aan het opstrijken is. Ongeschonden
vruchten verzamelen zich in een mand op je hoofd. Alle andere delen
van je lichaam worden woordeloos. Je wilt half zittend bediend worden,
terwijl je van elke schaal de vlezigste bodem afzoekt.
De kweker zal trots op je zijn.
Voorlopig ben je nog je eigen huisspook.

Verder

Zwaaiman, 2013, schets

2013_zwaaiman_k

Weer thuis

Hij opent de zuchtende deur en verlaat het kadaver van de buitenkou.
Thuis is alles wat dik is dun. Tenminste zo lijkt het.
En de liefde?
De liefde, die vloeiende vlinder, die zoekt zijn veilige pijl. Voorlopig
hangen de cupido’s snikkend tegen de trapleuning. Ze verlangen
naar de zwijgende, machtige maan. De trotse gebaren nachtegalen
al een tijdje niet meer of hebben een zelfgesprek in eigen graf.
Thuis is gevonden geluk. Het hart herinnert zich een lichaam en is
uit het niets blij. Thuis blaast iedere geest op, wordt een fontein voor
altijd. Thuis ben je altijd verder dan voorheen.
Mooie mensen mogen nu wel komen, denkt hij, het is toegestaan.
Ze zullen goud eten uit eenvoudige houten schalen, ze zullen het
zuiverste vocht van hem drinken, ze zullen de stilte niet horen als
stilte.
Zijn adem laat iedere steen opstaan, zijn wangen willen niet hangen.
Nog niet zul je zeggen, want hoe ouder hoe grijzer, hoe gebrilder.
Je houdt het niet tegen.
Laat de meisjes maar hun veertjes schikken.
Laat hem nog meer glimlachen.
Hij zwaait ze tegemoet.

Rood

Schaammeid, 2013, schets

2013_schaammeid_k

Laatst

Je weet nu wat rood doet. Je weet waar het verboden gras groeit.
Je weet wat zwart weet. De dode zon houdt alles verborgen, maakt
alles koud. Jouw tijd is een lokkende klok, je pruik is net zo kostbaar
als je haar. Je bent een geweldig vrouwtjesdier, die niet of nooit aan
morgen denkt. Je reist gewoon de tijd rond.
Door het sleutelgat van de avond zag ik je als een fee uit de vodden
staan. Ik smolt. Bouwde een weg naar je lijfelijk, lieflijk lawaai.
Je weet nu wat rood doet: het pakt mijn lurven.
Het pakijs van het verleden laat los en drijft weg met de laatste ge-
bonden, logge onderdelen. Mijn binnendorst kan zich nu lessen.
Plotseling slaat de bliksem in, juist waar ik drinken wil!
Ik sta daar als dood bier.

Gewemel

Contact, 2004, schets

2004_contact_schets

Oude zak

onder de zak:
oren gespitst
dubbelgewassen
overvloed

vuile gedachten
maken makke dingen
half gelukkig
zelfcensuur

borduurdromen
benevelde geschiedenis
beschermde neuzen
reukgordijn

zomerlusten
hunkerschaduw
hoopvol gewemel
hemelrijk

vliegende toekomst
opgelichte opdracht
doorboort oor
zakzwijgman

Boeket

Geduld, 2006, monoprint

2006_geduld (monoprint_k)

Valman

De schemer kwam in de kamer en verkleurde alles. Alle kleuren
vergrijsden, bloeiden uit. Het blauw bleef het langst blauw. Tafels
en stoelen raakten los van de ruimte. Hij werd er gelukkig van.
Buiten rukte het zwart op, zwartte alle bomen, vogels verdwaalden
of sliepen al.
De deur was op slot, gordijnen dicht, de dagelijkse vrede heerste
huis aan huis. Na de schemering verdwijnen alle dingen.
Hij zei van zichzelf dat hij geen moeite had met eigenliefde. Hou
me vast was dus altijd dichtbij. Het hele jaar stierf door het jaar zelf,
werd een vergeelde krant. Onze armen kunnen het niet tegenhouden.
Niets van wat hier blijft is ooit gekomen, hij had het niet mogen zien.
Er zat niets anders op dan zelf te verdwijnen door achteruit te lopen.
Het hielp niet, hij struikelde. Als zij hem niet had opgevangen was
hij hard gevallen.
Zij likte zijn nek. Trok zijn hemd uit de broek. Streelde zijn buik.
Samen werden ze een geurig boeket.
Met wat geduld en liefde kom je de eenzaamheid niet tegen.

Sleutel

Aantrekkingskracht, 2013, boek 11, pagina 46

2013_b111_p46_aantrekkingskracht_k

Dichtbij is ver weg

als woorden uit het hoofd verdwijnen
wordt er niets meer gezegd
begeerte is een brandstichter
oneindig dichtbij is nabij de grens geweest
gesloten ogen missen niets
zonder gek te worden zijn we dom
alles wat aantrekt is kracht

als alle parallelle werelden samengaan
wordt er flink gedacht
zonder verveling of afstomping
verlicht de machine zich
het doodlopend spoor bleek onervaren
uitgekeken intelligentie
is niet buitenaards

dichtbij is behalve ver weg
meestal gewoon dichtbij

Kunst

Blue Frame, 1998, schets

1998_Blue Frame_k

Over mooi

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarstende
bloem.
Vaak lukt het haar dit geluks-punt te vinden en op te rekken tot het
volslagen tijdloze.  Ze weet natuurlijk wel dat het bij uitstek juist
tijdelijk is en dat er ook onbereikbare dagen zijn.
Op onbereikbare dagen wordt het ogenblik snel nagekeken door het
rood van de wangen. Het bloost zich zo een schaamtevolle weg. Het
lichaam laat zich van zijn meest lullige kant zien en speelt eigen
rechter.
Het mooie is dan dat de natuur een biggeltraan laat vallen in de tuin,
waarop vooral de merels actief reageren. Ze zingen zich de longen
uit hun bek. Vogels hebben ook hun mooie momenten. Vaak ’s ochtends.
Op dit mooiste ogenblik ziet ze even niets zolang ze wegdenkt.
Ze weet niet of het een vorm van ijdelheid of echtheid is. In elk geval
speelt ze haar eigen hoofdrol. Ze herkent alles driedubbel en helder.
De langgerekte momenten spiegelen het verleden genadeloos terug.
Ze weet niet of het kunst of echt is. Zeker tijdelijk mooi.
Dan zal het wel kunst zijn.