Schrijver, 2002, acryl, 30 x 40 cm
De dichter leeft dichter
wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet, voelt
pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem of andersom
de sleutel is snel omgedraaid
zij beschermt een handvol water
dat moet genoeg zijn
wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet, doet
sterren spatten rood en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
het kippenvel verandert in schubben
de neus is te koud voor eeuwig leven
zelf in de brander voelt hij geen warmte meer
hoe dikwijls hij ook in het vuurtje port
wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool
een dichter is soms iets, is soms alles
Hoe dichter de dichter bij datgene geraakt, dat hem niet dicht schroeit maar voluit kan laten gaan, hoe liever het hem is mischien. Het ‘fascinans et tremendum’, niets is de dichter vreemd, alles leeft in en om hem/haar.
Misschien dus 🙂
Zeker dus!